Rechtbank Midden-Nederland 12 maart 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:1354
Verdenking
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
op 12 januari 2014 in het bezit was van een valse identiteitskaart;
op 12 januari 2014 gebruik heeft gemaakt van een vals rijbewijs.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat er geen aanleiding was om naar het rijbewijs en het identiteitsbewijs van verdachte te vragen, zodat de bevoegdheid hiertoe ontbrak. Het in beslag genomen rijbewijs en de identiteitskaart van verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte moet worden vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hierbij verwezen naar een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:RBDHA:2013:16090).